Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5268

Datum uitspraak2008-11-11
Datum gepubliceerd2008-11-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.001.816/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een en ander leidt het hof tot de conclusie dat het opgedragen bewijs niet is geleverd en dat de grief dus slaagt. Het beroepen vonnis moet om die reden worden vernietigd, onder afwijzing van het gevorderde. De overige grieven behoeven om die reden bij gebrek aan belang geen bespreking meer. [geïntimeerde] zal in beide instanties in de proceskosten worden verwezen (tarief IV, in eerste aanleg 3 punten, in hoger beroep 2,5 punten), met dien verstande dat voor zover door hem reeds getuigentaxen zijn voldaan deze betaling in mindering strekt op de te betalen verschotten.


Uitspraak

Arrest d.d. 11 november 2008 Zaaknummer 107.001.816/01 HET GERECHTSHOF TE ARNHEM Nevenzittingsplaats Leeuwarden Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellant] , wonende te [woonplaats appellant], appellant, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: [appellant], advocaat: mr. P.M. Wilmink, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats geïntimeerde], geïntimeerde, in eerste aanleg: eiser, hierna te noemen: [geïntimeerde], advocaat: mr. F.J. Boom, Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 14 december 2005, 12 april 2006 en 31 januari 2007 door de rechtbank Zwolle-Lelystad. Het geding in hoger beroep Bij exploot van 17 april 2007, hersteld bij exploot van 24 mei 2007, is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 31 januari 2007 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 5 juni 2007. De conclusie van de memorie van grieven luidt: ''te vernietigen het vonnis, door de Rechtbank te Zwolle-Lelystad op 31 januari 2007 tussen partijen gewezen, en, opnieuw rechtdoende, de geïntimeerde alsnog in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.'' Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie dat het hof: ''uitvoerbaar bij voorraad - partij [appellant] in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans het door [appellant] ingestelde hoger beroep ongegrond zal verklaren, met voordeling van partij [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van partij [geïntimeerde].'' Vervolgens hebben partijen hun zaak schriftelijk doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's. Daarna heeft [appellant] nog een akte uitlating producties genomen. Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven [appellant] heeft vier grieven opgeworpen. De beoordeling De inhoud van het procesdossier Ter rolle van 15 april 2008 heeft [geïntimeerde] behalve zijn pleitnotities nog twee producties overgelegd. [appellant] heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Gelet op de fase waarin deze stukken in het geding zijn gebracht en gelet op dit bezwaar, zal het hof aan de inhoud van die producties wegens strijd met de regels van goede procesorde voorbijgaan, voor zover ze niet al onderdeel van de stukken uitmaakten. De feiten 1. De rechtbank heeft in het vonnis van 12 april 2006 onder 2 (2.1 tot en met 2.6) een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan. Voor zover dat voor de beoordeling van dit geschil in het bijzonder nog van belang is, staat het volgende vast. 2. Partijen hebben in 2001 onderhandeld over samenwerking ter zake van het ontwikkelen en verkopen van een microscoop voor analyse van levend bloed. Bij die onderhandelingen waren ook betrokken [de constructeur], constructeur, [de vertrouwenspersoon], vertrouwenspersoon van beide partijen en (vanaf 21 september 2001) [betrokkene]. In het kader van deze onderhandelingen is door [de vertrouwenspersoon] op 21 september 2001 een 'Notitie m.b.t. rekenmodel microscoop' opgesteld. Hierin wordt de 'eind versie van onze overeenkomst' gepresenteerd. In de notitie wordt aangegeven dat de microscoop wordt voorzien van een label '[geïntimeerde] bloedanalyse systeem'. Tevens wordt vermeld dat bij dit systeem een cursus is voorzien met certificaat, welke cursus gegeven zal worden door [geïntimeerde]. Het cursusgeld bedraagt f. 2.250,=. Afhandeling, verzending, facturering etc. zal geschieden door [appellant]. Volgens de notitie bedraagt de kostprijs van de microscoop f. 10.505,= en de verkoopprijs f. 18.500,= (excl. BTW). In de notitie wordt vermeld dat de winstmarge van f. 8.000,= als volgt wordt verdeeld: "Gaan we er van uit dat [voornaam appellant] een bedrag krijgt van f. 2.750,= en [voornaam geïntimeerde] van f. 2.250,= dan is er voor de verkoper over f. 3.000,=. Iedereen kan in principe verkoper zijn." In een begeleidend schrijven, waarin partijen wordt gevraagd de notitie getekend te retourneren, wordt de notitie gepresenteerd als 'uitgangspunt' voor samenwerking. [appellant] heeft de notitie niet ondertekend. 3. Op enig moment in de jaren 2002 en 2003 heeft [appellant] telefonisch aan [geïntimeerde] meegedeeld dat hij zich terugtrok uit het project. Het geschil 4. [geïntimeerde] stelt dat tussen partijen op of omstreeks 21 september 2001 een overeenkomst tot stand is gekomen voor de gezamenlijke ontwikkeling en verkoop van de (nog niet geheel gereed zijnde) microscoop. [appellant] heeft naar zijn zeggen deze samenwerking eenzijdig beëindigd, als gevolg waarvan [geïntimeerde] schade lijdt. De gevorderde schade bestaat uit gederfde inkomsten uit de verkoop van 25 beweerdelijk verkochte microscopen en gemiste cursussen. Omdat [appellant] het bestaan van een overeenkomst betwistte, heeft de rechtbank [geïntimeerde] opgedragen te bewijzen dat de gestelde overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Nadat daartoe getuigen waren gehoord, heeft de rechtbank [geïntimeerde] in dat bewijs geslaagd geacht, en is diens vordering tot een hoofdsom van € 6.138,= toegewezen. Tegen de afwijzing van het meerdere is niet geappelleerd, zodat in dit hoger beroep alleen de toewijzing aan de orde is. Grief I 5. Volgens [appellant] heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat [geïntimeerde] is geslaagd in het hem opgedragen bewijs. 6. Bij de beoordeling van deze grief stelt het hof voorop dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het aan [geïntimeerde] is om te bewijzen dat er een samenwerkingsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Omtrent de vraag of hij in dat bewijs geslaagd is, overweegt het hof als volgt. 7. Als partijgetuige heeft [geïntimeerde] zelf het volgende verklaard, zakelijk weergegeven: Vóór 21 september 2001 hebben veel vergaderingen plaatsgevonden, ik denk maandelijks en gedurende meer dan een jaar. Daarnaast heb ik zowel veel telefoongesprekken gevoerd als e-mails gestuurd, zowel met [appellant], [de constructeur] als [de vertrouwenspersoon]. Ik zie het zo dat de notitie van 21 september 2001 een overeenkomst inhield die uitgevoerd kon worden zodra mijn goedkeuring van de microscoop er was. 8. Deze verklaring - waarvan gelet op het bepaalde in artikel 167 Rv de bewijskracht onvolledig is - wordt door geen van de overige getuigen afdoende ondersteund. [de vertrouwenspersoon], die met beide partijen goed bevriend zegt te zijn, en die de notitie heeft opgesteld, heeft verklaard dat het eigenlijk een voorstel van hemzelf aan de betrokkenen betrof. Het ging er volgens hem om dat er een stuk op tafel zou komen waar iedereen ja tegen kon zeggen. Op de vraag of hij bij het telefonisch onderhoud dat hij en [appellant] tussen de genoemde notitie en een eerdere versie van 14 september 2001 hadden, de indruk heeft gekregen dat een overeenkomst was bereikt, antwoordt hij dat het zo eenvoudig niet lag. Zowel [appellant] als [geïntimeerde] waren 'geladen', ieder met zijn eigen belangen, aldus [de vertrouwenspersoon]. In een eerdere, op 13 april 2005 gedateerde schriftelijke verklaring (productie 5 bij conclusie van antwoord) had hij al onomwonden verklaard dat voor zover hem bekend geen overeenkomst bestond tussen [appellant] en [geïntimeerde] voor het vervaardigen en verkopen van een microscoop. 9. Volgens getuige [de constructeur] is de notitie geen weergave van wat op de laatste vergadering voor 21 september 2001 door [appellant] en hemzelf is gezegd. [geïntimeerde] heeft toen volgens hem opgesomd wat hij in de overeenkomst wilde. [de constructeur] en [appellant] zouden toen meer op de achtergrond zijn gebleven. Beiden waren het van begin af aan niet eens met de tenaamstelling van de microscoop; de naam was een heet hangijzer. Ook volgens [de constructeur] was de notitie een voorstel, en hetgeen daarin met betrekking tot de bedragen stond, moest worden nagerekend. 10. [appellant], van wie geen getuigenverklaring is overgelegd, heeft ter comparitie verklaard dat - zo vat het hof zijn verklaring op - de inhoud van de notitie van 21 september 2001 in grote lijnen in die zin wel klopt, dat er wel zaken zijn besproken, maar dat niets is afgesproken. Diverse zaken waren naar zeggen van [appellant] nog niet uitgekristalliseerd. Het bedrag van fl. 2.000,= dat [geïntimeerde] voor de aflevering van de microscoop wilde hebben, vond hij bijvoorbeeld buitensporig hoog, en de package deal die hij zelf wilde, is niet tot stand gekomen. De punten die in de notitie staan, zijn volgens [appellant] eigenlijk te vroeg op papier gezet. 11. Getuige [betrokkene] heeft verklaard niet bij de besprekingen tussen partijen in 2001 aanwezig te zijn geweest. Hij verklaart dat [geïntimeerde] hem later heeft verteld dat toen tussen partijen een overeenkomst tot stand was gekomen, maar dat achteraf, na het opstellen van zijn verklaring van 15 april 2004 (waarin hij nog wel van een overeenkomst uitgaat), bleek dat geen overeenkomst tot stand was gekomen. 12. Ook getuige [getuige] heeft niets uit eigen wetenschap verklaard dat aan het probandum kan bijdragen. 13. Aan het voorgaande voegt het hof het volgende toe. In zijn brief van 9 maart 2005 merkt [appellant] op dat hij na enige tijd van bezinning heeft aangegeven met de door [de vertrouwenspersoon] genoteerde punten niet akkoord te gaan. Anders dan de rechtbank heeft gedaan, kan het hof daaruit niet opmaken dat [appellant] zich voordien met die notitie wel akkoord verklaard heeft. De slotsom 14. Een en ander leidt het hof tot de conclusie dat het opgedragen bewijs niet is geleverd en dat de grief dus slaagt. Het beroepen vonnis moet om die reden worden vernietigd, onder afwijzing van het gevorderde. De overige grieven behoeven om die reden bij gebrek aan belang geen bespreking meer. [geïntimeerde] zal in beide instanties in de proceskosten worden verwezen (tarief IV, in eerste aanleg 3 punten, in hoger beroep 2,5 punten), met dien verstande dat voor zover door hem reeds getuigentaxen zijn voldaan deze betaling in mindering strekt op de te betalen verschotten. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende: wijst het gevorderde af; veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]: in eerste aanleg op € 291,-- aan verschotten inclusief getuigenverhoortaxen (zie hiervoor r.o. 14) en € 2.682,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat, in hoger beroep op € 486,31 aan verschotten en € 4.077,50 aan geliquideerd salaris voor de advocaat; Aldus gewezen door mrs. Janse, voorzitter, Zandbergen en Telman, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 11 november 2008 in bijzijn van de griffier.